Het meest geratificeerde mensenrechtenverdrag in de geschiedenis is het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) van de Verenigde Naties (VN) uit 1989. Nederland heeft, als enige verdragsstaat, een voorbehoud gemaakt op artikel 26 van het VN-Kinderrechtenverdrag. Dit artikel geeft kinderen het recht op sociale voorzieningen. Onlangs is er een rapport naar de Tweede Kamer gestuurd dat positief is over het opheffen van dit voorbehoud. Is het zelfstandig recht op sociale zekerheid dichterbij?
Voorbehoud artikel 26
Artikel 26 van het VN-Kinderrechtenverdrag gaat over het recht op sociale zekerheid voor kinderen. Volgens het verdrag hebben kinderen het recht om te profiteren van sociale voorzieningen. Bijvoorbeeld van kinderbijslag. Uit de tekst van het artikel kan worden afgeleid dat kinderen een direct recht hebben op sociale zekerheid. Nederland heeft echter een voorbehoud gemaakt op artikel 26 van het IVRK. Het voorbehoud omvat het volgende: ‘Nederland aanvaardt de tekst uit artikel 26, onder het voorbehoud dat deze bepaling niet verplicht tot een zelfstandig recht van kinderen op sociale zekerheid, daarbij inbegrepen sociale verzekering.’ Het voorbehoud was ingesteld omdat Nederland van mening is dat het recht van kinderen op sociale zekerheid voldoende gewaarborgd was in artikel 27 (het recht op een toereikende levensstandaard). Om zo aan te sluiten bij de Nederlandse praktijk; namelijk dat de verstrekking van dit recht verloopt via de ouders.
Kinderen missen het zelfstandig recht op sociale zekerheid
In 2021 publiceerde het Verwey-Jonkerinstituut, in opdracht van Save the Children, een onderzoek naar het voorbehoud op artikel 26 IVRK: “Kinderen missen het zelfstandig recht op sociale zekerheid.” Ze onderzochten de praktische implicaties van het voorbehoud op Nederlandse kinderen. Uit het onderzoek bleek dat het voor een groot deel van de minderjarigen geen probleem is om via hun ouders gebruik te kunnen maken van voorzieningen van sociale zekerheid. Tegelijkertijd bleek dat er groepen kinderen zijn die via deze constructie niet voldoende kunnen genieten van de voordelen van sociale zekerheid. Bijvoorbeeld kinderen die (bijna) geen contact hebben met hun ouders (dit zijn kinderen in een instelling of kinderen die geen goede relatie hebben met hun ouders). Maar ook kinderen die geen toegang tot voorzieningen hebben door de situatie van hun ouders. En ook kinderen wiens ouders de sociale voorzieningen bestemd voor hun kinderen, niet in hun kinderen investeren.
Experts pleiten dan ook voor opheffing van het voorbehoud. Dit zou een duidelijk politiek signaal afgeven dat het recht op sociale zekerheid voor minderjarigen het uitgangspunt is.
Juridische consequenties opheffen voorbehoud
Naar aanleiding van het rapport van het Verwey-Jonker Instituut gaf het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opdracht tot onderzoek naar de sociaalrechtelijke positie van minderjarigen in Nederland in relatie tot het voorbehoud op artikel 26. Uit dit onderzoek door M. Jonker en K. Arts blijkt dat juridisch inhoudelijk er niet veel zal veranderen na intrekking van het voorbehoud. Dit komt omdat artikel 26 staten voldoende vrijheid geeft om zelfstandig invulling te geven aan het recht voor kinderen op sociale zekerheid. Daarnaast heeft deze bepaling in Nederland waarschijnlijk geen rechtstreekse werking. Bovendien is artikel 27 lid 3 al wel volledig van toepassing, wat maakt dat het voorbehoud op artikel 26 al minder effectief is. Artikel 27 verplicht landen tot het “voorzien, indien de behoefte daaraan bestaat, in programma’s voor materiële bijstand en ondersteuning, met name wat betreft voeding, kleding en huisvesting”.
Intrekking van het voorbehoud zou wel een positieve stap vooruit zijn. Vanuit het perspectief van het VN-kinderrechtenverdrag is het wenselijk om de rechtspositie en de uitvoeringspraktijk te verbeteren voor kinderen die nu niet kunnen genieten van de voordelen van het recht op sociale zekerheid. Intrekking van het voorbehoud op artikel 26, onderstreept dit. Daarnaast is er al het een en ander mogelijk via de Participatiewet of de Algemene Kinderbijslagwet om minderjarigen daar waar nodig direct begunstigde te laten zijn. Om de rechtspositie van deze kinderen te versterken is meer nodig dan alleen intrekking van het voorbehoud. Denk aan (uniformer) beleid, wetgeving, en een grotere toegankelijkheid van de participatieregelingen. En het is vooral belangrijk om de mogelijkheden die er al zijn onder de aandacht te brengen van betrokken professionals en beleidsmedewerkers.
Het nieuwe rapport over de juridische consequenties over het opheffen van het voorbehoud is naar de Tweede Kamer gestuurd. Waar het naar verwachting na de zomer wordt behandeld. Het Kinderrechtencollectief pleit voor het opheffen van alle voorbehouden en ziet deze ontwikkeling als een stap in de goede richting.