‘Het Kinderrechtenverdrag is een beeldschoon document’

Flip Dronkers is kinder- en jeugdpsycholoog. Hij is – onder meer – bestuurslid van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en voorzitter van de sector Jeugd.
U houdt zich momenteel vooral bezig met bestuur en beleid. Behandelt u daarnaast nog kinderen?
“Een paar keer per week onderzoek ik nog kinderen. Dat houdt me scherp en ik realiseer me dan weer waarom ik dit vak heb gekozen. Ik praat met kinderen en jongeren die zeer ernstige problemen hebben, maar zelf hulp afwijzen of door bijvoorbeeld hun ouders aan de jeugdzorg worden onttrokken. In zulke gevallen is gesloten jeugdhulp een laatste redmiddel, maar voordat de kinderrechter daarover een besluit neemt moet eerst een psycholoog – ik in dit geval – met het kind in kwestie praten. Een behandeling in een gesloten instelling is namelijk niet alleen een tijdelijke, maar ook een zeer ingrijpende maatregel, zowel voor het kind zelf als voor de ouders. Het zijn dan ook alleen kinderen in de ernstigste situaties die hiervoor in aanmerking komen, als niets anders meer helpt. Denk bijvoorbeeld aan meisjes die keer op keer zwichten voor de avances van loverboys. Ik spreek met de kinderen en zo nodig praat ik ook met hun ouders. Ik wik en weeg, vraag soms collega’s om raad. Dat doe ik trouwens nooit achter de rug van kinderen om; ze horen van mij wat ik de rechter ga adviseren en ik vind het belangrijk dat die zelf ook naar hun verhalen luistert.”
U ziet dus kinderen en jongeren die al een heel hulptraject achter de rug hebben. Hoe gaat het verder met de jeugdzorg, nu de gemeenten hiervoor verantwoordelijk zijn?
“De signalen die ik hierover opvang zijn niet gunstig. Veel gemeenten creëren een grote administratieve last voor zorgverleners, omdat ze alles willen controleren. Dat kost tijd, geld en energie. Als door al die bureaucratie wachtlijsten ontstaan, gaat dat ten koste van de jeugdzorg. Ter verdediging van de gemeenten: die moeten natuurlijk nog wennen aan hun nieuwe rol. Maar ik hoop dat hierin snel verbetering komt.”
Weet u altijd wat het beste is voor een kind?
“Wat je wilt is een liefdevolle omgeving waarin een kind zich optimaal kan ontwikkelen en kan opgroeien tot een volwaardig lid van de samenleving. Meestal is dat wel duidelijk. Maar soms vind ik het moeilijk om te bepalen bij welk besluit een kind het meest gebaat is. De gevolgen van een uithuisplaatsing zijn bijvoorbeeld soms lastig te overzien. Op de korte termijn is dat een maatregel met heftige gevolgen, terwijl die voor een kind op de langere termijn misschien wel goed kan uitpakken. Elianne Zijlstra van de Rijksuniversiteit Groningen heeft trouwens een vragenlijst ontwikkeld waarmee hulpverleners kunnen nagaan of hun afwegingen leiden tot een besluit in het belang van het kind.”
Margrite Kalverboer vertelt er in een interview op kinderrechten.nl ook over. Wat vindt u daarvan?
“Ik vind de methode van Elianne buitengewoon behulpzaam, niet alleen voor jeugdhulpverleners maar ook voor de Raad voor de Kinderbescherming. De vragen zijn getest binnen een groep asielzoekerskinderen, maar ze hebben een universeel karakter. Ze zijn van toepassing op alle kinderen.”
De vragenlijst is bovendien gebaseerd op het Kinderrechtenverdrag. Wat voor rol speelt het verdrag in het werk van kinder- en jeugdpsychologen?
“Wat mij betreft een zeer belangrijke. In de missie van de NIP Jeugd staat het verdrag centraal. De bepalingen die erin staan zijn juridisch van aard, maar aan de kinderrechten liggen psychologische behoeften ten grondslag waarmee wij elke dag werken. Mijn hart maakt een sprongetje als ik het verdrag lees; ik vind het een beeldschoon document. Ik beschouw het als verplichte literatuur voor elke kinder- en jeugdpsycholoog.”
Hoe gaat het met de kinderrechten in Nederland?
“Over het algemeen redelijk goed, maar de situatie voor asielzoekerskinderen vormt hierop een uitzondering. Die is namelijk dramatisch slecht. Deze kinderen worden van hot naar her gesleept en krijgen onvoldoende toekomstperspectief geboden. Dat is voor hen buitengewoon schadelijk; generaties kinderen worden zo kapotgemaakt. Ik vind dat vreselijk en mijn handen jeuken om hier iets aan te doen. Maar ik voel me regelmatig machteloos, net als mijn collega’s. Daarom ben ik heel blij met het Onderzoeks- en Expertisecentrum voor kinderen en vreemdelingenrecht van Margrite Kalverboer en haar collega’s. Zij zijn de soulmates van de kinder- en jeugdpsychologen en ik ben een groot fan van hun werk. Ik heb mijn collega’s opgeroepen om het centrum te helpen bij het schrijven van psychologische rapportages voor asielzoekerskinderen die in een vreemdelingenprocedure zitten. De vraag daarnaar is zo groot dat er een wachtlijst is. Wij kunnen helpen bij het wegwerken daarvan.”
Iedereen is het erover eens dat onduidelijkheid over hun status schadelijk is voor asielzoekerskinderen. Wat zijn precies de gevolgen?
“Dat die onzekerheid zo lang duurt is killing. Vroeger heb ik een aantal asielzoekerskinderen behandeld en ondanks mijn inspanningen zag ik hen achteruitgaan. Ze leden onder de chronische stress, de vele verhuizingen, de kleine ruimtes waarin ze met de hele familie moesten wonen én het gevoel dat ze er niet bij hoorden. Dit soort omstandigheden kunnen bij kinderen ernstige depressies veroorzaken, terwijl ze juist het gevoel moeten hebben dat ze mogen meedoen, wat hun status ook is. Daarom vind ik het bijvoorbeeld slecht dat asielzoekerskinderen les krijgen in aparte schooltjes. Ze moeten naar gewone scholen en optrekken met Nederlandse kinderen, zodat ze zo snel mogelijk deel uitmaken van onze samenleving.”
Wat moet er gebeuren om hierin verandering te brengen?
“De Nederlandse regering interpreteert het Kinderrechtenverdrag op een zo sober mogelijke manier. Ik verwacht daarom meer van het centrum van Margrite Kalverboer, van mijn collega’s en van kinderrechtenorganisaties als Defence for Children en UNICEF. Wij willen allemaal dat asielzoekerskinderen en andere kinderen die het in Nederland moeilijk hebben elke avond rustig kunnen gaan slapen. Dat ze hun ogen dichtdoen en denken: ‘En morgen wordt het wéér zo’n leuke dag.’”
* Dr. Elliane Zijlstra van de Rijksuniversiteit Groningen heeft in 2012 de BIC-Q ontwikkeld, een vragenlijst waarmee professionals de voorwaarden voor de optimale ontwikkeling van een kind in kaart kunnen brengen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om goede zorg, veiligheid, onderwijs, affectie, stabiliteit van levensomstandigheden en toekomstperspectief. Deze methode maakt duidelijk of beslissingen daadwerkelijk in het belang van een kind worden genomen.
Lees ook de andere interviews:
- ‘Die wachtlijsten in de jeugdzorg zijn frustrerend’
Interview met Toos Enkelaar
Toos Enkelaaris kinderrechter en spreekt recht in Amsterdam en Rotterdam. Ze behandelt zowel strafrechtelijke als civiele zaken. - ‘We nemen de mening van kinderen heel serieus’
Interview met Femke Bezuijen
Femke Bezuijen is gezinsmanager van Jeugdbescherming Regio Amsterdam.